Weten waar je valkuilen zitten. Bijvoorbeeld, wat weerhoudt je om gedoe op tafel te leggen, wat vind jij spannend en wat voor effect heeft dat op anderen. Ten tweede je overtuigingen kennen over mensen (willen ze veranderen of niet?) en bij voorbeeld over weerstand (is het zorg of onwil?) en inzien welk gedoe jij daarmee wellicht – vermoedelijk onbedoeld en onbewust – zelf veroorzaakt. Omdat mensen, die je benadert alsof ze iets niet willen, waarschijnlijk aldus reageren. En zo heb je in feite onwil gecreëerd.
En deze opvattingen ook voor jezelf ter discussie durven stellen.
Ten derde, anderen kennen. Snappen hoe de mensen met wie je werkt (samenwerkt, leiding geeft, coacht) in elkaar zitten en wat zij nodig hebben om zich te ontwikkelen en zo steeds beter samen te werken en presteren.
Tot slot, kennis van organisaties, verandering, groepsdynamica, weerstand en gedoe om zo effectieve interventies in samenwerkingsprocessen, verandering en gedoe te kunnen doen.